Fysiotherapie wordt door de arts voorgeschreven als een remedie volgens de catalogus van remedies, vergelijkbaar met een geneesmiddel. Dit kan bijvoorbeeld bij enkelklachten of rugklachten. De soort en het aantal behandelingen worden bepaald naar gelang van de aard en de ernst van het klinisch beeld. Het eerste bezoek aan de fysiotherapeut bestaat meestal uit een anamnese – het verzamelen van de medische voorgeschiedenis in een gesprek – en een grondig onderzoek, waarbij o.a. de kracht van de musculatuur en de beweeglijkheid worden nagegaan en de pijn nauwkeurig wordt gelokaliseerd. Op basis van de informatie uit het gesprek en het onderzoek stelt de fysiotherapeut dan een fysiotherapeutisch therapieplan op en bespreekt de individuele doelen met de patiënt. Afhankelijk van het therapieplan worden met regelmatige tussenpozen actieve, ondersteunde en passieve oefeningen gedaan. Bij passieve fysiotherapie-oefeningen beweegt de fysiotherapeut de gewrichten van de patiënt zonder dat de patiënt met zijn spieren meewerkt. Dit verbetert de beweeglijkheid en bevordert de bloedsomloop. Tegelijk worden contracturen en stijfheid vermeden. Bij begeleide fysiotherapie-oefeningen moet de patiënt zelf spierkracht gebruiken. De bewegingen worden echter ondersteund door de fysiotherapeut of door speciale fysiotherapeutische apparatuur. Als de training in water plaatsvindt, wordt het drijfvermogen als hulpkracht gebruikt. Actieve fysiotherapeutische oefeningen worden door de patiënt zonder hulp uitgevoerd. Hij of zij wordt gecorrigeerd en gecontroleerd door de fysiotherapeut. Hiertoe behoren ook weerstand biedende fysiotherapeutische oefeningen waarbij de patiënt moet werken tegen spierkracht, apparatuur of waterweerstand. Voor zover mogelijk moet de patiënt de oefeningen ook thuis doen en ze in het dagelijks leven integreren. |